© Sander Heezen
Roel Simons tijdens de opening van Speelpark Blijdag in oktober 2025.
Naam:
Relevante opleidingen:
‘Oorspronkelijk opgeleid als filmmaker en jongerenwerker.
In de loop der jaren heb ik mij verder verdiept in participatie-ontwerp, community building en educatie in publieke instellingen zoals bibliotheken, buurthuizen en scholen.’
Huidige functie/bezigheden:
Participatie-expert, filmmaker en docent/coach
Relatie met GO opleidingen:
‘Ik verzorg de cursus Aan de slag als Community Librarian
en begeleid teams met creatieve, participatieve werkvormen. Samen onderzoeken we wat het betekent om écht in contact te werken. Ik neem daarvoor mijn praktijk mee: van Speelpark Blijdag/Speeltuin Amsteldorp en de Methode Beeldende Participatie tot wijkontwikkelwerk in Arnhem, Buurtcampus Oost en de talloze voorbeelden van de 450+ cursusdeelnemers tot nu toe uit bibliotheken in Nederland en België.’
‘Film leerde mij dat ieder mens een hoofdpersoon is. Bibliotheken geven die hoofdpersoon een podium’
Wat is voor jou de ‘schoonheid’ van het vak?
‘De schoonheid zit in het kantelmoment waarop een kennisvráger een kennisdráger wordt. Als een bibliotheek niet alleen informatie aanbiedt, maar ook de kennis, ervaring en verbeeldingskracht van de buurt opneemt in “de collectie”, dan voel je de publieke waarde bijna fysiek in de ruimte. Het is de esthetiek van eigenaarschap: mensen zien zichzelf terug – in een verhaal, foto, activiteit, bijeenkomst – en gaan steviger staan. De bibliotheek is voor de meeste mensen een neutrale en betrouwbare plek. Dat maakt haar bij uitstek geschikt om verbindingen te leggen tussen kennis, mensen en maatschappelijke vraagstukken.’
Wat zie je als de belangrijkste ontwikkelingen in het informatiedomein?
‘We gaan allereerst van collectie naar connectie – en terug. Bibliotheken bewegen van aanbod naar relatie en leren die relatie weer te vertalen naar duurzame collectievorming. Daarnaast wordt meerstemmigheid de norm: niet één “officiële” bron, maar een weefsel van stemmen; professioneel, burgerlijk, ervaringsdeskundig. Als derde ontwikkeling zie ik “groot denken, klein handelen”. Ofwel grote ambities laten landen via minuscule eerste acties in cocreatie met bewoners en partners, en die vervolgens uitbouwen tot lichte, herhaalbare formats die schaalbaar zijn. Cocreatie moet daarbij de basishouding zijn: de benaderingswijze van een community librarian is vooral luisteren naar wat er speelt en de gemeenschap stimuleren om zelf antwoorden te formuleren. Tot slot noem ik “mediageletterdheid 2.0”. Dit betreft niet alleen factchecking, maar ook samen iets maken – een video, mini-expo of podcast – als weg naar kritisch begrip.’
En wat als de grootse uitdagingen?
‘Ten eerste: participatie vraagt ritme. Teams hebben vaak wel de wil, maar niet het gezamenlijke tempo. In de tweede plaats blijven mooie pilots soms eilanden. De uitdaging is om cocreatie en participatie onderdeel te maken van planning, begroting en collectiebeleid. Ten derde: van “activiteiten organiseren vóór” naar “activiteiten van, door en voor” gaat vooral over het onderhouden van relaties. Dat is een identiteitsverschuiving; dat schuurt – en dat is oké. Tot slot is de bibliotheek soms niet de juiste fysieke plek, maar wél de juiste organisatie om iets aan een maatschappelijk vraagstuk te doen. Dan is samenwerken met partners en op de achtergrond blijven juist de krachtigste keuze.’
Wat zijn de belangrijkste competenties voor een informatiespecialist voor de komende jaren?
‘Dat zijn er zes: luisterambacht (samenvatten, teruggeven, doorvragen tot het verhaal klopt voor de verteller); verbeeldend organiseren (werkvormen kunnen bedenken die laagdrempelig én betekenisvol zijn); cocreatie als houding (niet vóór, maar mét mensen werken); documenteren als tweede natuur (wat je ophaalt meteen vastleggen en toegankelijk maken); netwerksensitiviteit (weten wie je waar bij betrekt, van buurthuis tot school, van vrijwilliger tot gemeente); iteratief werken (klein beginnen, leren, herhalen, opschalen).’
Waar ben je het meest trots op wat je binnen het vakgebied hebt bereikt?
‘Op trajecten waarin bewonerskennis letterlijk een plek kreeg in de “collectie”. Voor het vernieuwde Speelpark Blijdag in Amsterdam verzamelden we bijvoorbeeld talloze verhalen uit de buurt die de basis vormden voor de transformatie van de speeltuin naar een groen, inclusief speelpark – met een participatieve programmalijn die met kinderen, ouderen en maatschappelijke partners werd samengesteld.
In een aantal bibliotheken zetten we film en beeldende werkvormen in om stille kennis hoorbaar te maken. Dat leidde niet alleen tot prachtige avonden, maar ook tot beter beleid, nieuw partnerschap en meer eigenaarschap bij jongeren en ouders.’
Wat zou je veranderen als je binnen jouw organisatie één dag alles voor het zeggen zou hebben?
‘Ik zou documenteren, delen en doorontwikkelen structureel maken: elk publiek moment levert materiaal op (tekst, beeld, audio) dat binnen een week op een “levende plank” staat – een mensencollectie die medewerkers en bewoners kunnen aanvullen. En ik zou tijd vrijmaken voor ambachtelijke nazorg: met aandacht terugkijken, vastleggen en opvolgen wat is ontstaan. Eén uur goed afronden is vaak waardevoller dan vier uur voorbereiden.’
Wat is in jouw optiek het belang van scholing en opleiding voor het vakgebied?
‘Scholing is het collectieve oefenuur van de sector. Je leert niet alleen een methode, je scherpt ook taal en houding. Opleiden betekent: samen woorden vinden voor wat we al voelen dat nodig is en die woorden vertalen naar handeling. Goede scholing levert dus geen “extra werk” op, maar een betere routine, passend bij veranderende tijden.’
Voorbeeld van een bijzonder lesmoment?
‘Tijdens een sessie spraken we over de Mensenbieb, een prachtig concept waarbij Levende Boeken in de bibliotheek in gesprek gaan met bezoekers. Ik vroeg de deelnemers het veilige concept even los te laten, naar buiten te lopen en op straat een willekeurig Levend Boek aan te spreken. “Maar wat als er niemand wil meewerken?” vroeg iemand nog. Tien minuten later zat iedereen met een voorbijganger te praten; over hun eerste bibliotheekervaring in een heel ander land, hoe duur gezond eten wel niet was, de ziekte van een partner, de geboorte van een kleinkind ... Terug in de les zei een deelnemer: “Ik dacht dat niemand zou reageren, maar blijkbaar wil iedereen wél praten, als je maar begint met luisteren.” Moraal: de drempel zit vaker in ons hoofd dan in de wijk.
Mijn werk is in essentie eenvoudig: zien, luisteren, verbeelden, borgen. Film leerde mij dat ieder mens een hoofdpersoon is. Bibliotheken geven die hoofdpersoon een podium. Dat podium helpen bouwen, daar sta ik ’s ochtends graag voor op.’ ●
Voor meer beeld
Naam:
Relevante opleidingen:
‘Oorspronkelijk opgeleid als filmmaker en jongerenwerker.
In de loop der jaren heb ik mij verder verdiept in participatie-ontwerp, community building en educatie in publieke instellingen zoals bibliotheken, buurthuizen en scholen.’
Huidige functie/bezigheden:
Participatie-expert, filmmaker en docent/coach
Relatie met GO opleidingen:
‘Ik verzorg de cursus Aan de slag als Community Librarian
en begeleid teams met creatieve, participatieve werkvormen. Samen onderzoeken we wat het betekent om écht in contact te werken. Ik neem daarvoor mijn praktijk mee: van Speelpark Blijdag/Speeltuin Amsteldorp en de Methode Beeldende Participatie tot wijkontwikkelwerk in Arnhem, Buurtcampus Oost en de talloze voorbeelden van de 450+ cursusdeelnemers tot nu toe uit bibliotheken in Nederland en België.’
Roel Simons tijdens de opening van Speelpark Blijdag in oktober 2025.
© Sander Heezen
Wat is voor jou de ‘schoonheid’ van het vak?
‘De schoonheid zit in het kantelmoment waarop een kennisvráger een kennisdráger wordt. Als een bibliotheek niet alleen informatie aanbiedt, maar ook de kennis, ervaring en verbeeldingskracht van de buurt opneemt in “de collectie”, dan voel je de publieke waarde bijna fysiek in de ruimte. Het is de esthetiek van eigenaarschap: mensen zien zichzelf terug – in een verhaal, foto, activiteit, bijeenkomst – en gaan steviger staan. De bibliotheek is voor de meeste mensen een neutrale en betrouwbare plek. Dat maakt haar bij uitstek geschikt om verbindingen te leggen tussen kennis, mensen en maatschappelijke vraagstukken.’
Wat zie je als de belangrijkste ontwikkelingen in het informatiedomein?
‘We gaan allereerst van collectie naar connectie – en terug. Bibliotheken bewegen van aanbod naar relatie en leren die relatie weer te vertalen naar duurzame collectievorming. Daarnaast wordt meerstemmigheid de norm: niet één “officiële” bron, maar een weefsel van stemmen; professioneel, burgerlijk, ervaringsdeskundig. Als derde ontwikkeling zie ik “groot denken, klein handelen”. Ofwel grote ambities laten landen via minuscule eerste acties in cocreatie met bewoners en partners, en die vervolgens uitbouwen tot lichte, herhaalbare formats die schaalbaar zijn. Cocreatie moet daarbij de basishouding zijn: de benaderingswijze van een community librarian is vooral luisteren naar wat er speelt en de gemeenschap stimuleren om zelf antwoorden te formuleren. Tot slot noem ik “mediageletterdheid 2.0”. Dit betreft niet alleen factchecking, maar ook samen iets maken – een video, mini-expo of podcast – als weg naar kritisch begrip.’
En wat als de grootse uitdagingen?
‘Ten eerste: participatie vraagt ritme. Teams hebben vaak wel de wil, maar niet het gezamenlijke tempo. In de tweede plaats blijven mooie pilots soms eilanden. De uitdaging is om cocreatie en participatie onderdeel te maken van planning, begroting en collectiebeleid. Ten derde: van “activiteiten organiseren vóór” naar “activiteiten van, door en voor” gaat vooral over het onderhouden van relaties. Dat is een identiteitsverschuiving; dat schuurt – en dat is oké. Tot slot is de bibliotheek soms niet de juiste fysieke plek, maar wél de juiste organisatie om iets aan een maatschappelijk vraagstuk te doen. Dan is samenwerken met partners en op de achtergrond blijven juist de krachtigste keuze.’
Wat zijn de belangrijkste competenties voor een informatiespecialist voor de komende jaren?
‘Dat zijn er zes: luisterambacht (samenvatten, teruggeven, doorvragen tot het verhaal klopt voor de verteller); verbeeldend organiseren (werkvormen kunnen bedenken die laagdrempelig én betekenisvol zijn); cocreatie als houding (niet vóór, maar mét mensen werken); documenteren als tweede natuur (wat je ophaalt meteen vastleggen en toegankelijk maken); netwerksensitiviteit (weten wie je waar bij betrekt, van buurthuis tot school, van vrijwilliger tot gemeente); iteratief werken (klein beginnen, leren, herhalen, opschalen).’
Waar ben je het meest trots op wat je binnen het vakgebied hebt bereikt?
‘Op trajecten waarin bewonerskennis letterlijk een plek kreeg in de “collectie”. Voor het vernieuwde Speelpark Blijdag in Amsterdam verzamelden we bijvoorbeeld talloze verhalen uit de buurt die de basis vormden voor de transformatie van de speeltuin naar een groen, inclusief speelpark – met een participatieve programmalijn die met kinderen, ouderen en maatschappelijke partners werd samengesteld.
In een aantal bibliotheken zetten we film en beeldende werkvormen in om stille kennis hoorbaar te maken. Dat leidde niet alleen tot prachtige avonden, maar ook tot beter beleid, nieuw partnerschap en meer eigenaarschap bij jongeren en ouders.’
Wat zou je veranderen als je binnen jouw organisatie één dag alles voor het zeggen zou hebben?
‘Ik zou documenteren, delen en doorontwikkelen structureel maken: elk publiek moment levert materiaal op (tekst, beeld, audio) dat binnen een week op een “levende plank” staat – een mensencollectie die medewerkers en bewoners kunnen aanvullen. En ik zou tijd vrijmaken voor ambachtelijke nazorg: met aandacht terugkijken, vastleggen en opvolgen wat is ontstaan. Eén uur goed afronden is vaak waardevoller dan vier uur voorbereiden.’
Wat is in jouw optiek het belang van scholing en opleiding voor het vakgebied?
‘Scholing is het collectieve oefenuur van de sector. Je leert niet alleen een methode, je scherpt ook taal en houding. Opleiden betekent: samen woorden vinden voor wat we al voelen dat nodig is en die woorden vertalen naar handeling. Goede scholing levert dus geen “extra werk” op, maar een betere routine, passend bij veranderende tijden.’
Voorbeeld van een bijzonder lesmoment?
‘Tijdens een sessie spraken we over de Mensenbieb, een prachtig concept waarbij Levende Boeken in de bibliotheek in gesprek gaan met bezoekers. Ik vroeg de deelnemers het veilige concept even los te laten, naar buiten te lopen en op straat een willekeurig Levend Boek aan te spreken. “Maar wat als er niemand wil meewerken?” vroeg iemand nog. Tien minuten later zat iedereen met een voorbijganger te praten; over hun eerste bibliotheekervaring in een heel ander land, hoe duur gezond eten wel niet was, de ziekte van een partner, de geboorte van een kleinkind ... Terug in de les zei een deelnemer: “Ik dacht dat niemand zou reageren, maar blijkbaar wil iedereen wél praten, als je maar begint met luisteren.” Moraal: de drempel zit vaker in ons hoofd dan in de wijk.
Mijn werk is in essentie eenvoudig: zien, luisteren, verbeelden, borgen. Film leerde mij dat ieder mens een hoofdpersoon is. Bibliotheken geven die hoofdpersoon een podium. Dat podium helpen bouwen, daar sta ik ’s ochtends graag voor op.’ ●