‘Nogmaals’ Koeman.

Rob Feenstra 
Projectleider/consulent bij de Universitaire Bibliotheken Leiden (focus op onder meer de digitale bibliotheek) en museumdocent bij het Cobra Museum

Ik ging tot het gaatje. Ik ging echt tot het gaatje. Met het woordje echt in de vorige zin geeft de spreker aan dat het hem menens is. Het is eigenlijk een zwaktebod, want daarmee suggereert hij dat de spreker van de eerste zin maar wat aanrommelt. Toch hebben we blijkbaar allemaal behoefte aan een woord om anderen, en misschien onszelf, extra te overtuigen. Zo gebruiken veel mensen letterlijk in plaats van echt met kolderieke resultaten tot gevolg (ik ging letterlijk tot het gaatje).

Een paar jaar terug kreeg oprecht ineens die overtuigingsbetekenis. Tot een jaar of tien geleden betekende dat welgemeend of rechtschapen, maar, niet in de laatste plaats dankzij Mark Rutte (kent u hem nog?), veranderde dat in een woord dat vooral wordt gebruikt om iets te benadrukken. De laatste tijd is iets dergelijks gaande met nogmaals. Ere wie ere toekomt: Ronald Koeman introduceerde deze taalvernieuwing. 

De voetballerij is toch al een branche waarin het Nederlands creatief wordt gebruikt. Natuurlijk hadden we Johan Cruijff, maar ook Koeman zoekt met graagte de grenzen van de taal op, bijvoorbeeld door over zichzelf te praten in de tweede persoon (‘Je denkt dat je de beste elf het veld op stuurt’). De overtreffende trap hierin is natuurlijk Louis van Gaal, die over zichzelf als een ware majesteit in de derde persoon praat (‘Ah, dus Louis van Gaal had het toch goed gezien’).

Maar terug naar nogmaals. Ik hoorde Koeman dat woord in interviews na de wedstrijd een aantal keren gebruiken. Je zou verwachten dat hij daarna iets zou herhalen, maar dat was nooit het geval. Aanvankelijk dacht ik dat er misschien in het interview geknipt was en dat de journalist om onverklaarbare redenen tweemaal dezelfde vraag had gesteld, maar ook bij integraal uitgezonden interviews was nogmaals zonder duidelijke aanleiding ook nogal eens te horen. Ik heb het idee dat onze bondscoach het vooral gebruikt om zijn woorden te benadrukken en dat hij oprecht misschien wil vermijden. 

Inmiddels zijn er meerdere trainers en voetballers die zich bedienen van deze uiting van taalcreativiteit en ik heb zelfs al verschillende keren ‘dat zeg ik’ als synoniem gehoord: ‘Kom er even bij, Eddie, hoe kunnen jullie zo verliezen?’ ‘Nou ja, dat zeg ik, het ging fout in de passing.’

Het Nederlands kent een beperkt aantal woorden, maar als we daar steeds nieuwe betekenissen aan geven, kunnen we er eeuwig mee vooruit. Nogmaals.

Meer columns lezen van Rob Feenstra? Je vindt ze in het online archief op informatieprofessional.nl. <

IP LINGO       Rob Feenstra

NOGMAALS

IP | vakblad voor informatieprofessionals | 01 / 2024

‘Nogmaals’ Koeman.

Start persconferentie op 2:44 - nogmaals op 3:17

Rob Feenstra 
Projectleider/consulent bij de Universitaire Bibliotheken Leiden (focus op onder meer de digitale bibliotheek) en museumdocent bij het Cobra Museum

IP LINGO       Rob Feenstra

IP | vakblad voor informatieprofessionals | 01 / 2024

Ik ging tot het gaatje. Ik ging echt tot het gaatje. Met het woordje echt in de vorige zin geeft de spreker aan dat het hem menens is. Het is eigenlijk een zwaktebod, want daarmee suggereert hij dat de spreker van de eerste zin maar wat aanrommelt. Toch hebben we blijkbaar allemaal behoefte aan een woord om anderen, en misschien onszelf, extra te overtuigen. Zo gebruiken veel mensen letterlijk in plaats van echt met kolderieke resultaten tot gevolg (ik ging letterlijk tot het gaatje).

Een paar jaar terug kreeg oprecht ineens die overtuigingsbetekenis. Tot een jaar of tien geleden betekende dat welgemeend of rechtschapen, maar, niet in de laatste plaats dankzij Mark Rutte (kent u hem nog?), veranderde dat in een woord dat vooral wordt gebruikt om iets te benadrukken. De laatste tijd is iets dergelijks gaande met nogmaals. Ere wie ere toekomt: Ronald Koeman introduceerde deze taalvernieuwing. 

De voetballerij is toch al een branche waarin het Nederlands creatief wordt gebruikt. Natuurlijk hadden we Johan Cruijff, maar ook Koeman zoekt met graagte de grenzen van de taal op, bijvoorbeeld door over zichzelf te praten in de tweede persoon (‘Je denkt dat je de beste elf het veld op stuurt’). De overtreffende trap hierin is natuurlijk Louis van Gaal, die over zichzelf als een ware majesteit in de derde persoon praat (‘Ah, dus Louis van Gaal had het toch goed gezien’).

Maar terug naar nogmaals. Ik hoorde Koeman dat woord in interviews na de wedstrijd een aantal keren gebruiken. Je zou verwachten dat hij daarna iets zou herhalen, maar dat was nooit het geval. Aanvankelijk dacht ik dat er misschien in het interview geknipt was en dat de journalist om onverklaarbare redenen tweemaal dezelfde vraag had gesteld, maar ook bij integraal uitgezonden interviews was nogmaals zonder duidelijke aanleiding ook nogal eens te horen. Ik heb het idee dat onze bondscoach het vooral gebruikt om zijn woorden te benadrukken en dat hij oprecht misschien wil vermijden. 

Inmiddels zijn er meerdere trainers en voetballers die zich bedienen van deze uiting van taalcreativiteit en ik heb zelfs al verschillende keren ‘dat zeg ik’ als synoniem gehoord: ‘Kom er even bij, Eddie, hoe kunnen jullie zo verliezen?’ ‘Nou ja, dat zeg ik, het ging fout in de passing.’

Het Nederlands kent een beperkt aantal woorden, maar als we daar steeds nieuwe betekenissen aan geven, kunnen we er eeuwig mee vooruit. Nogmaals.

Meer columns lezen van Rob Feenstra? Je vindt ze in het online archief op informatieprofessional.nl. <

NOGMAALS