BOEKENGEBRUIK      ANNE VAN DEN DOOL

Het lijkt misschien gekrabbel in de marge, maar niets is minder waar: al die symbolen en aantekeningen die in de kantlijnen van eeuwenoude gedrukte boeken te vinden zijn, kunnen ons wel degelijk iets vertellen over hoe boeken in die tijd werden gebruikt en gewaardeerd. Andrea van Leerdam deed er jarenlang onderzoek naar en won er eind vorig jaar de publicatieprijs mee bij de Victorines. ‘Door dit type onderzoek begrijpen we beter hoe men in het verleden las.’

Anne van den Dool
Tekstschrijver, auteur
en cultureel journalist

Publicatieprijs
voor
Andrea van Leerdam
Stiekeme
leeswijzers

Rode accentjes aangebracht in een afbeelding van aderlaten, in: Dat regiment der ghesontheyt (Brussel: Thomas van der Noot, 1514), exemplaar Berlijn, Staatsbibliothek.

Een speldje door de tekst heen geprikt, in: Den groten herbarius (Antwerpen: Claes de Grave, 1514), exemplaar Den Haag, KB, nationale bibliotheek.

Een ingekleurde houtsnede van een aronskelk met een bloemetje erbij getekend en een aantekening, in: Den groten herbarius (Antwerpen: Claes de Grave, 1514), exemplaar Kopenhagen, Det Kgl. Bibliotek.

Maartje ter Horst

Andrea van Leerdam

‘De leeswijzers zijn stuk voor stuk voorbeelden van hoe je een boodschap effectief kunt overbrengen’

‘De manieren waarop wij teksten vormgeven en gebruiken waren er niet opeens, maar zijn historisch zo gegroeid, vanuit een zekere behoefte’

‘Je krijgt zo een heel persoonlijk inkijkje in het denken en doen van iemand die al honderden jaren niet meer leeft’

‘Vaak zette men stipjes om bloed te verbeelden, ook kleren waren populair, maar het waarom blijft voor mij een raadsel’

‘Afbeeldingen in boeken uit die tijd worden vaak gezien als veredelde bladvulling, niet als vorm van kennisoverdracht. Daar kon ik me weinig bij voorstellen’

‘De teksten in de kantlijn zijn soms een mengeling van Latijn, de gangbare taal van de wetenschap, en de volkstaal, het Nederlands’

Op het moment dat we Andrea van Leerdam spreken, is ze alweer een tijdje klaar met haar onderzoek naar de rol die afbeeldingen in de vroegmoderne tijd vervulden in het leesproces en hoe sporen van historische lezers daar inzicht in kunnen geven. Inmiddels werkt ze al ruim anderhalf jaar als conservator bij de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek in Utrecht – in hetzelfde domein, en toch helemaal anders. ‘Waar ik me tijdens mijn onderzoek heel specifiek richtte op zestiende-eeuwse boeken, beslaat mijn werk nu de boekdrukkunst in de volle breedte, van de vijftiende tot aan de negentiende eeuw’, licht ze toe. ‘Eerst was ik een specialist, nu een generalist – en waar ik eerst zelf al die boeken onderzocht, reik ik ze nu vooral aan anderen aan, zodat zij ermee aan de slag kunnen.’

KRABBELS EN STIPJES
Toch zijn al die krabbels, stipjes en andere verwijzingen niet zomaar uit haar hoofd verdwenen. Nog steeds slaat ze de boeken die ze door haar handen laat gaan geregeld na op aanwijzingen die een idee geven van de manier waarop vorige eigenaren het voorwerp hebben gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan handgeschreven teksten in de kantlijn, maar ook aan gaatjes in de pagina’s, die erop kunnen wijzen dat daar ooit een speldje in het papier geprikt zat – een handige manier om een los velletje met een aantekening toe te voegen of simpelweg aan te duiden dat op die plek iets belangrijks stond.

Veel van die leeswijzers zijn ons vandaag de dag niet meer als zodanig bekend: wie prikt nu nog met een speld aantekeningen in een boek? Ook een bewerking die we tegenwoordig niet zo snel meer kunnen plaatsen: het gebruik van rode stipjes, bijvoorbeeld als aanduiding van het begin van een zin of alinea, maar ook van een belangrijk onderdeel van een afbeelding.

GEBRUIKSVOORWERPEN
Stuk voor stuk geven dergelijke aantekeningen inzicht in de manier waarop het boek in kwestie eeuwen geleden werd gebruikt, is Van Leerdams overtuiging. ‘Hoe kostbaar deze boeken ook waren, toch werden ze blijkbaar als echte gebruiksvoorwerpen beschouwd. Men schreef bijvoorbeeld vaak sleutelwoorden of korte samenvattinkjes in de kantlijn, met als doel om de tekst meer te structureren. Ook onderstreepten lezers geregeld belangrijke passages of voegden ze eigen symbolen toe.’ 

Die tekentjes verschilden opvallend genoeg van gebruiker tot gebruiker, wat het lastig maakt ze van een betekenis te voorzien. Wel werden ze door boeken heen vaak zeer consistent gebruikt. ‘Je krijgt zo een heel persoonlijk inkijkje in het denken en doen van iemand die al honderden jaren niet meer leeft’, vertelt Van Leerdam vol passie. ‘Neem de teksten die men in de kantlijn zette: die waren soms een mengeling van Latijn, de gangbare taal van de wetenschap, en de volkstaal, het Nederlands. Tussen die twee konden sommige lezers moeiteloos wisselen.’

INTIEME AANTEKENINGEN
Zulke krabbels zette de lezer waarschijnlijk puur voor zichzelf. Dat maakte het speurwerk van Van Leerdam extra intiem. ‘Soms bespeur ik een bepaalde achteloosheid, bijvoorbeeld wanneer iemand na het maken van een aantekening snel de pagina heeft omgeslagen terwijl de inkt nog niet droog was, waardoor onbedoeld vlekken zijn ontstaan. Wanneer je zoiets ontdekt, kom je heel dicht bij de persoon die hier zoveel eeuwen geleden aan het werk is geweest.’

Van Leerdams fascinatie voor zulke gebruikssporen dateert al uit haar studie, die ze afrondde met een scriptie over de illustraties van vijftiende-eeuwse drukken van het verhaal van Sint-Brandaan. Ze zag hoe afbeeldingen steeds opnieuw werden gebruikt, omdat houtsneden tijdrovend waren om te maken, maar vervolgens wel als een soort stempel continu konden worden hergebruikt. Het gevolg: soms is in één boek dezelfde afbeelding meerdere keren te vinden.

‘Vandaag de dag zouden we dat heel vreemd vinden’, vertelt Van Leerdam. ‘Ik vroeg me af of dat in die tijd ook zo was, of dat afbeeldingen meer fungeerden als leeswijzers. Wanneer je bijvoorbeeld een plaatje van een veldslag zag, wist je dat je een tekst over oorlog voor je neus had. Afbeeldingen in boeken uit die tijd worden vaak gezien als veredelde bladvulling, niet als vorm van kennisoverdracht. Daar kon ik me weinig bij voorstellen: een plaatje is juist het eerste waarnaar je kijkt, ongeacht wat de schrijver of drukker ermee heeft willen zeggen. Ik was benieuwd naar hoe lezers in de tijd van de vroege drukkunst naar die afbeeldingen keken.’

AANSTREPEN EN INKLEUREN
Helaas kun je ze die vragen niet meer stellen. Bovendien bleken lezers niet zo happig op het maken van aantekeningen bij afbeeldingen. Soms zetten ze rode stipjes in de afbeelding, op plekken die voor huidige lezers niet altijd meer begrijpelijk zijn. ‘Dat rubriceren kom ik ook tegen in boeken in de Utrechtse Universiteitsbibliotheek’, zegt Van Leerdam. ‘Vaak zet men stipjes om bloed te verbeelden, zowel in medische als in religieuze boeken, maar gek genoeg kom je die stipjes ook tegen in lichaamsdelen, zoals ogen en nagels. Verder zijn kleren populair, evenals architectonische details, zoals een deur. Inmiddels heb ik enkele tientallen afbeeldingen gevonden waarop zulke stipjes zijn aangebracht, maar het waarom blijft voor mij een raadsel.’

Gelukkig bieden andere aantekeningen uitkomst. ‘Ik heb nog wel overwogen eyetracking te gebruiken bij huidige lezers, maar dat is toch niet helemaal eerlijk: zij hebben een andere leeservaring dan boekgebruikers toen. Daarom ben ik vooral gaan kijken naar andere leessignalen: wat hebben mensen destijds allemaal aangestreept en ingekleurd?’

ONDERZOEK LOONT
Haar conclusie: het loont om zo systematisch te zoeken naar patronen in zaken die ogenschijnlijk heel toevallig en terloops zijn gecreëerd. Niet voor niets zijn er collega’s van Van Leerdam die in andere periodes, talen en landen speuren naar soortgelijke signalen – met opvallend veel overeenkomstige conclusies. ‘Door dit type onderzoek begrijpen we hoe men in een bepaalde tijd las’, vertelt Van Leerdam enthousiast. ‘Men maakte bijvoorbeeld allerlei aantekeningen bij indexen en inhoudsopgaven – blijkbaar voldeden die toch niet helemaal als leeswijzer. Of je nu in medische of religieuze teksten speurt, dat gebruik kom je in alle genres tegen.’

Dankzij dit onderzoek is Van Leerdam onderdeel geworden van een hechte groep mensen, die elkaar regelmatig treft op congressen en andere gelegenheden. ‘Allemaal houden we van de kleinste details, en we zijn ons tegelijkertijd bewust van de grote beweging waarbinnen dit gepriegel past: de manieren waarop wij teksten vormgeven en gebruiken waren er niet opeens, maar zijn historisch zo gegroeid, vanuit een zekere behoefte. Alles heeft een geschiedenis, ook wat je voor vanzelfsprekend aanneemt.’

BOODSCHAP EFFECTIEF OVERBRENGEN
De leeswijzers die Van Leerdam vond, zijn stuk voor stuk voorbeelden van hoe je een boodschap effectief kunt overbrengen. ‘Men begreep toen bijvoorbeeld al dat het handiger is om een tekst en het bijbehorende beeld bij elkaar op één pagina te plaatsen, zonder dat je de bladzijde hoeft om te slaan. Misschien zat er nog niet zo’n sterke onderbouwing achter als nu, maar instinctief voelde het waarschijnlijk al juist. Ook de verwijzing naar afbeeldingen in de tekst is een interessante: hoe explicieter de kijkinstructie, des te groter is de kans dat de lezer begrijpt wat je bedoelt.’

Zulke gebruiken worden door de huidige digitalisering opnieuw bevraagd. ‘Neem een webtekst. Die heeft lang niet altijd meer een inhoudsopgave en al helemaal geen paginanummers, vaak niet eens een eenduidige auteur. In die zin gaan we terug in de tijd, toen die conventies allemaal nog moesten worden vastgesteld.’

MEER ONDERZOEK
Dit alles mag klinken als vrij vermoeiend speurwerk, toch werd Van Leerdam haar onderzoek nooit zat. ‘Ik heb me tot het einde vermaakt. Vooral de momenten waarop ik voor mijn gevoel inzicht kreeg in de intensiteit waarmee mensen een bepaald boek hadden gebruikt en de waarde die ze eraan hechtten, bijvoorbeeld door de eigen naam er heel netjes in te schrijven, vond ik magisch. Ook biedt het een inkijkje in hoe het drukproces eraan toeging. Als een tekst eigenlijk net niet helemaal meer op de pagina paste, ging men bijvoorbeeld meer gebruikmaken van afkortingen.’

Van Leerdam hoopt dat haar speurwerk aanleiding vormt voor meer onderzoek. ‘Ik ben bijvoorbeeld heel benieuwd hoe het precies zit met het gebruik van die speldjes en rode stipjes. Gelukkig heb ik nog steeds een grote collectie om me heen waarin ik naar hartenlust kan grasduinen.’

Jaarlijks onderscheidt het Victorine van Schaick Fonds publicaties, initiatieven en scripties in het bibliotheek- en informatiedomein. Bij de Victorines 2024, eind vorig jaar uitgereikt, ging de publicatieprijs (Victorine van Schaick Penning) naar Andrea van Leerdam en haar onderzoekspublicatie Woodcuts as Reading Guides. How Images Shaped Knowledge Transmission in Medical-Astrological Books in Dutch (1500-1550).

De initiatiefprijs was voor Steven Claeyssens, conservator Digitale Collecties bij de KB, en de Europeana-werkgroep Datasheets for digital cultural heritage – daarover meer in de volgende IP.

In IP #1-2024 kon je lezen over Thomas Tan die de scriptieprijs in de wacht sleepte voor zijn onderzoek Designing a digital educational library in a West-African context, with a special focus on Ghana. En over de eervolle vermelding van Robert Nat, die als dataspecialist bij de provincie Groningen een bijdrage leverde aan de Shell Papers. <

OVER DE VICTORINES

IP | vakblad voor informatieprofessionals | 03 / 2025

Anne van den Dool
Tekstschrijver, auteur
en cultureel journalist

voor
Publicatieprijs
Andrea van Leerdam
leeswijzers
Stiekeme

BOEKENGEBRUIK      ANNE VAN DEN DOOL

Het lijkt misschien gekrabbel in de marge, maar niets is minder waar: al die symbolen en aantekeningen die in de kantlijnen van eeuwenoude gedrukte boeken te vinden zijn, kunnen ons wel degelijk iets vertellen over hoe boeken in die tijd werden gebruikt en gewaardeerd. Andrea van Leerdam deed er jarenlang onderzoek naar en won er eind vorig jaar de publicatieprijs mee bij de Victorines. ‘Door dit type onderzoek begrijpen we beter hoe men in het verleden las.’

Op het moment dat we Andrea van Leerdam spreken, is ze alweer een tijdje klaar met haar onderzoek naar de rol die afbeeldingen in de vroegmoderne tijd vervulden in het leesproces en hoe sporen van historische lezers daar inzicht in kunnen geven. Inmiddels werkt ze al ruim anderhalf jaar als conservator bij de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteitsbibliotheek in Utrecht – in hetzelfde domein, en toch helemaal anders. ‘Waar ik me tijdens mijn onderzoek heel specifiek richtte op zestiende-eeuwse boeken, beslaat mijn werk nu de boekdrukkunst in de volle breedte, van de vijftiende tot aan de negentiende eeuw’, licht ze toe. ‘Eerst was ik een specialist, nu een generalist – en waar ik eerst zelf al die boeken onderzocht, reik ik ze nu vooral aan anderen aan, zodat zij ermee aan de slag kunnen.’

KRABBELS EN STIPJES
Toch zijn al die krabbels, stipjes en andere verwijzingen niet zomaar uit haar hoofd verdwenen. Nog steeds slaat ze de boeken die ze door haar handen laat gaan geregeld na op aanwijzingen die een idee geven van de manier waarop vorige eigenaren het voorwerp hebben gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan handgeschreven teksten in de kantlijn, maar ook aan gaatjes in de pagina’s, die erop kunnen wijzen dat daar ooit een speldje in het papier geprikt zat – een handige manier om een los velletje met een aantekening toe te voegen of simpelweg aan te duiden dat op die plek iets belangrijks stond.

Veel van die leeswijzers zijn ons vandaag de dag niet meer als zodanig bekend: wie prikt nu nog met een speld aantekeningen in een boek? Ook een bewerking die we tegenwoordig niet zo snel meer kunnen plaatsen: het gebruik van rode stipjes, bijvoorbeeld als aanduiding van het begin van een zin of alinea, maar ook van een belangrijk onderdeel van een afbeelding.

GEBRUIKSVOORWERPEN
Stuk voor stuk geven dergelijke aantekeningen inzicht in de manier waarop het boek in kwestie eeuwen geleden werd gebruikt, is Van Leerdams overtuiging. ‘Hoe kostbaar deze boeken ook waren, toch werden ze blijkbaar als echte gebruiksvoorwerpen beschouwd. Men schreef bijvoorbeeld vaak sleutelwoorden of korte samenvattinkjes in de kantlijn, met als doel om de tekst meer te structureren. Ook onderstreepten lezers geregeld belangrijke passages of voegden ze eigen symbolen toe.’ 

Die tekentjes verschilden opvallend genoeg van gebruiker tot gebruiker, wat het lastig maakt ze van een betekenis te voorzien. Wel werden ze door boeken heen vaak zeer consistent gebruikt. ‘Je krijgt zo een heel persoonlijk inkijkje in het denken en doen van iemand die al honderden jaren niet meer leeft’, vertelt Van Leerdam vol passie. ‘Neem de teksten die men in de kantlijn zette: die waren soms een mengeling van Latijn, de gangbare taal van de wetenschap, en de volkstaal, het Nederlands. Tussen die twee konden sommige lezers moeiteloos wisselen.’

INTIEME AANTEKENINGEN
Zulke krabbels zette de lezer waarschijnlijk puur voor zichzelf. Dat maakte het speurwerk van Van Leerdam extra intiem. ‘Soms bespeur ik een bepaalde achteloosheid, bijvoorbeeld wanneer iemand na het maken van een aantekening snel de pagina heeft omgeslagen terwijl de inkt nog niet droog was, waardoor onbedoeld vlekken zijn ontstaan. Wanneer je zoiets ontdekt, kom je heel dicht bij de persoon die hier zoveel eeuwen geleden aan het werk is geweest.’

Van Leerdams fascinatie voor zulke gebruikssporen dateert al uit haar studie, die ze afrondde met een scriptie over de illustraties van vijftiende-eeuwse drukken van het verhaal van Sint-Brandaan. Ze zag hoe afbeeldingen steeds opnieuw werden gebruikt, omdat houtsneden tijdrovend waren om te maken, maar vervolgens wel als een soort stempel continu konden worden hergebruikt. Het gevolg: soms is in één boek dezelfde afbeelding meerdere keren te vinden.

‘Vandaag de dag zouden we dat heel vreemd vinden’, vertelt Van Leerdam. ‘Ik vroeg me af of dat in die tijd ook zo was, of dat afbeeldingen meer fungeerden als leeswijzers. Wanneer je bijvoorbeeld een plaatje van een veldslag zag, wist je dat je een tekst over oorlog voor je neus had. Afbeeldingen in boeken uit die tijd worden vaak gezien als veredelde bladvulling, niet als vorm van kennisoverdracht. Daar kon ik me weinig bij voorstellen: een plaatje is juist het eerste waarnaar je kijkt, ongeacht wat de schrijver of drukker ermee heeft willen zeggen. Ik was benieuwd naar hoe lezers in de tijd van de vroege drukkunst naar die afbeeldingen keken.’

AANSTREPEN EN INKLEUREN
Helaas kun je ze die vragen niet meer stellen. Bovendien bleken lezers niet zo happig op het maken van aantekeningen bij afbeeldingen. Soms zetten ze rode stipjes in de afbeelding, op plekken die voor huidige lezers niet altijd meer begrijpelijk zijn. ‘Dat rubriceren kom ik ook tegen in boeken in de Utrechtse Universiteitsbibliotheek’, zegt Van Leerdam. ‘Vaak zet men stipjes om bloed te verbeelden, zowel in medische als in religieuze boeken, maar gek genoeg kom je die stipjes ook tegen in lichaamsdelen, zoals ogen en nagels. Verder zijn kleren populair, evenals architectonische details, zoals een deur. Inmiddels heb ik enkele tientallen afbeeldingen gevonden waarop zulke stipjes zijn aangebracht, maar het waarom blijft voor mij een raadsel.’

Gelukkig bieden andere aantekeningen uitkomst. ‘Ik heb nog wel overwogen eyetracking te gebruiken bij huidige lezers, maar dat is toch niet helemaal eerlijk: zij hebben een andere leeservaring dan boekgebruikers toen. Daarom ben ik vooral gaan kijken naar andere leessignalen: wat hebben mensen destijds allemaal aangestreept en ingekleurd?’

ONDERZOEK LOONT
Haar conclusie: het loont om zo systematisch te zoeken naar patronen in zaken die ogenschijnlijk heel toevallig en terloops zijn gecreëerd. Niet voor niets zijn er collega’s van Van Leerdam die in andere periodes, talen en landen speuren naar soortgelijke signalen – met opvallend veel overeenkomstige conclusies. ‘Door dit type onderzoek begrijpen we hoe men in een bepaalde tijd las’, vertelt Van Leerdam enthousiast. ‘Men maakte bijvoorbeeld allerlei aantekeningen bij indexen en inhoudsopgaven – blijkbaar voldeden die toch niet helemaal als leeswijzer. Of je nu in medische of religieuze teksten speurt, dat gebruik kom je in alle genres tegen.’

Dankzij dit onderzoek is Van Leerdam onderdeel geworden van een hechte groep mensen, die elkaar regelmatig treft op congressen en andere gelegenheden. ‘Allemaal houden we van de kleinste details, en we zijn ons tegelijkertijd bewust van de grote beweging waarbinnen dit gepriegel past: de manieren waarop wij teksten vormgeven en gebruiken waren er niet opeens, maar zijn historisch zo gegroeid, vanuit een zekere behoefte. Alles heeft een geschiedenis, ook wat je voor vanzelfsprekend aanneemt.’

BOODSCHAP EFFECTIEF OVERBRENGEN
De leeswijzers die Van Leerdam vond, zijn stuk voor stuk voorbeelden van hoe je een boodschap effectief kunt overbrengen. ‘Men begreep toen bijvoorbeeld al dat het handiger is om een tekst en het bijbehorende beeld bij elkaar op één pagina te plaatsen, zonder dat je de bladzijde hoeft om te slaan. Misschien zat er nog niet zo’n sterke onderbouwing achter als nu, maar instinctief voelde het waarschijnlijk al juist. Ook de verwijzing naar afbeeldingen in de tekst is een interessante: hoe explicieter de kijkinstructie, des te groter is de kans dat de lezer begrijpt wat je bedoelt.’

Zulke gebruiken worden door de huidige digitalisering opnieuw bevraagd. ‘Neem een webtekst. Die heeft lang niet altijd meer een inhoudsopgave en al helemaal geen paginanummers, vaak niet eens een eenduidige auteur. In die zin gaan we terug in de tijd, toen die conventies allemaal nog moesten worden vastgesteld.’

MEER ONDERZOEK
Dit alles mag klinken als vrij vermoeiend speurwerk, toch werd Van Leerdam haar onderzoek nooit zat. ‘Ik heb me tot het einde vermaakt. Vooral de momenten waarop ik voor mijn gevoel inzicht kreeg in de intensiteit waarmee mensen een bepaald boek hadden gebruikt en de waarde die ze eraan hechtten, bijvoorbeeld door de eigen naam er heel netjes in te schrijven, vond ik magisch. Ook biedt het een inkijkje in hoe het drukproces eraan toeging. Als een tekst eigenlijk net niet helemaal meer op de pagina paste, ging men bijvoorbeeld meer gebruikmaken van afkortingen.’

Van Leerdam hoopt dat haar speurwerk aanleiding vormt voor meer onderzoek. ‘Ik ben bijvoorbeeld heel benieuwd hoe het precies zit met het gebruik van die speldjes en rode stipjes. Gelukkig heb ik nog steeds een grote collectie om me heen waarin ik naar hartenlust kan grasduinen.’

Andrea van Leerdam

Rode accentjes aangebracht in een afbeelding van aderlaten, in: Dat regiment der ghesontheyt (Brussel: Thomas van der Noot, 1514), exemplaar Berlijn, Staatsbibliothek.

Een speldje door de tekst heen geprikt, in: Den groten herbarius (Antwerpen: Claes de Grave, 1514), exemplaar Den Haag, KB, nationale bibliotheek.

Jaarlijks onderscheidt het Victorine van Schaick Fonds publicaties, initiatieven en scripties in het bibliotheek- en informatiedomein. Bij de Victorines 2024, eind vorig jaar uitgereikt, ging de publicatieprijs (Victorine van Schaick Penning) naar Andrea van Leerdam en haar onderzoekspublicatie Woodcuts as Reading Guides. How Images Shaped Knowledge Transmission in Medical-Astrological Books in Dutch (1500-1550).

De initiatiefprijs was voor Steven Claeyssens, conservator Digitale Collecties bij de KB, en de Europeana-werkgroep Datasheets for digital cultural heritage – daarover meer in de volgende IP.

In IP #1-2024 kon je lezen over Thomas Tan die de scriptieprijs in de wacht sleepte voor zijn onderzoek Designing a digital educational library in a West-African context, with a special focus on Ghana. En over de eervolle vermelding van Robert Nat, die als dataspecialist bij de provincie Groningen een bijdrage leverde aan de Shell Papers. <

Een ingekleurde houtsnede van een aronskelk met een bloemetje erbij getekend en een aantekening, in: Den groten herbarius (Antwerpen: Claes de Grave, 1514), exemplaar Kopenhagen, Det Kgl. Bibliotek.

OVER DE VICTORINES

IP | vakblad voor informatieprofessionals | 03 / 2025