Alle woorden hebben een betekenis, maar het niet bestaan van woorden kan zeker zo betekenisvol zijn. In het rapport Eigentijdse ongelijkheid deelt het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) de maatschappij in zeven sociale klassen in. Het gaat om categorieën als ‘jongere kansrijken’, ‘werkende bovenlaag’, ‘onzekere werkenden’ én ‘het precariaat’. Bij de omschrijving van de eerste zes groepen is direct duidelijk om wie het gaat, maar precariaat moest ik toch echt even opzoeken. Het is de klasse die overal onderaan bungelt. Bijna de helft heeft maximaal basisschool als hoogste opleiding, 70% heeft overgewicht, en een meerderheid is ofwel gepensioneerd (de gemiddelde leeftijd ligt hoog) ofwel werkloos. Ruim een derde heeft een niet-westerse migratieachtergrond. Het is een groep die weinig vertrouwen heeft in overheid en politiek. Het percentage niet-stemmers is er dan ook hoger dan in de andere groepen. Ze nemen over het algemeen niet de moeite om te demonstreren, want dat haalt toch niets uit.
Het SCP-rapport maakt duidelijk dat je positie op de sociale ladder niet alleen wordt bepaald door geld, maar ook door levensstijl, gezondheid, naam, en omvang en aard van je netwerk. In de aanpak van armoede houdt de samenleving, en meer specifiek de politiek, hier te weinig rekening mee. Het precariaat is hiervan het slachtoffer.
Dit is een taalrubriek, en dus zoom ik in op een taalkundig fenomeen. Impresariaat-impresario, notariaat-notaris, proletariaat-proletariër, secretariaat-secretaris, actuariaat-actuaris, commissariaat-commissaris, en dus: precariaat-precariër? Ja, precariër bestaat. Op Google zijn enkele oudere vermeldingen te vinden. Het gaat dan vooral om kansarme jongeren die zich luid laten horen. Dus niet de groep waar het SCP het over heeft. In de dagen na de verschijning van het SCP-rapport levert precariaat tientallen hits op, terwijl alleen een reaguurder op Geen Stijl quasi-grappig het woord precariër noemt. Wat zegt dit? Misschien dat wij, niet-precariërs, zo ver van het precariaat afstaan dat we geen individuen zien, maar alleen een anonieme massa?
Gunay Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zegt in een Kamerbrief: ‘Bibliotheken hebben naast een culturele functie ook een belangrijke maatschappelijke functie op tal van thema’s, zoals leven lang ontwikkelen, laaggeletterdheid, digitale toegankelijkheid van de overheid via Informatiepunten Digitale Overheid (IDO’s), het tegengaan van armoede en schulden, en het bevorderen van kansengelijkheid.’ Ik denk dat wij, informatieprofessionals, de schone taak hebben om het woord precariër op de kaart te zetten.

Meer columns lezen van Rob Feenstra? Je vindt ze in het online archief op informatieprofessional.nl. <

IP LINGO       Rob Feenstra

Precariër  

IP | vakblad voor informatieprofessionals | 03 / 2023

IP LINGO       Rob Feenstra

IP | vakblad voor informatieprofessionals | 03 / 2023

Alle woorden hebben een betekenis, maar het niet bestaan van woorden kan zeker zo betekenisvol zijn. In het rapport Eigentijdse ongelijkheid deelt het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) de maatschappij in zeven sociale klassen in. Het gaat om categorieën als ‘jongere kansrijken’, ‘werkende bovenlaag’, ‘onzekere werkenden’ én ‘het precariaat’. Bij de omschrijving van de eerste zes groepen is direct duidelijk om wie het gaat, maar precariaat moest ik toch echt even opzoeken. Het is de klasse die overal onderaan bungelt. Bijna de helft heeft maximaal basisschool als hoogste opleiding, 70% heeft overgewicht, en een meerderheid is ofwel gepensioneerd (de gemiddelde leeftijd ligt hoog) ofwel werkloos. Ruim een derde heeft een niet-westerse migratieachtergrond. Het is een groep die weinig vertrouwen heeft in overheid en politiek. Het percentage niet-stemmers is er dan ook hoger dan in de andere groepen. Ze nemen over het algemeen niet de moeite om te demonstreren, want dat haalt toch niets uit.
Het SCP-rapport maakt duidelijk dat je positie op de sociale ladder niet alleen wordt bepaald door geld, maar ook door levensstijl, gezondheid, naam, en omvang en aard van je netwerk. In de aanpak van armoede houdt de samenleving, en meer specifiek de politiek, hier te weinig rekening mee. Het precariaat is hiervan het slachtoffer.
Dit is een taalrubriek, en dus zoom ik in op een taalkundig fenomeen. Impresariaat-impresario, notariaat-notaris, proletariaat-proletariër, secretariaat-secretaris, actuariaat-actuaris, commissariaat-commissaris, en dus: precariaat-precariër? Ja, precariër bestaat. Op Google zijn enkele oudere vermeldingen te vinden. Het gaat dan vooral om kansarme jongeren die zich luid laten horen. Dus niet de groep waar het SCP het over heeft. In de dagen na de verschijning van het SCP-rapport levert precariaat tientallen hits op, terwijl alleen een reaguurder op Geen Stijl quasi-grappig het woord precariër noemt. Wat zegt dit? Misschien dat wij, niet-precariërs, zo ver van het precariaat afstaan dat we geen individuen zien, maar alleen een anonieme massa?
Gunay Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zegt in een Kamerbrief: ‘Bibliotheken hebben naast een culturele functie ook een belangrijke maatschappelijke functie op tal van thema’s, zoals leven lang ontwikkelen, laaggeletterdheid, digitale toegankelijkheid van de overheid via Informatiepunten Digitale Overheid (IDO’s), het tegengaan van armoede en schulden, en het bevorderen van kansengelijkheid.’ Ik denk dat wij, informatieprofessionals, de schone taak hebben om het woord precariër op de kaart te zetten.

Meer columns lezen van Rob Feenstra? Je vindt ze in het online archief op informatieprofessional.nl. <

Precariër